“… het Speenkruid, bemind en bekend als weinig bloemen. Het verheugt ons met de schittering van zijn gele sterretjes reeds vroeg in ’t voorjaar en tot ver in Mei zien we ze soms in mooie dichte groepen in onze bleekvelden, langs wegen en op weiden prijken.
Bleekvelden, ja die had je toen nog. Onlangs sprak ik iemand die in de jaren ’60 van de vorige eeuw als kind in de pastorie woonde. Achter het huis, vóór de moestuin was de bleek, omzoomd door een stevige ligusterhaag. Hier werd de was te drogen gelegd – voor kinderen verboden terrein!
Speenkruid was hier destijds vast ook al overvloedig aanwezig. En nog steeds is het een van de eerste lenteboden. Tot een paar jaar terug vond ik het maar een vervelend voorjaarsonkruid. Het groeit werkelijk overal in onze tuin. Dat maakt dat wieden onbegonnen werk is. Maar waarom zou ik dat eigenlijk doen? Het zijn mooie, stoere plantjes die voor fris groen zorgen als de tuin er nog overwegend kaal bij ligt!
Ik wist niet dat Speenkruid ook wel Haneklootjes werd genoemd. Plantenschat heeft het daarnaast ook nog over Kleine Gouwe. Dat laatste kan ik begrijpen. Ik pleit bij deze voor een herwaardering van deze woekeraar, die over een paar weken alweer verwelkt en voor de rest van het jaar in rust gaat.